-
1 enough
adj. voldoende--------adv. genoeg--------interj. genoeg!--------n. voldoende hoeveelheidenough1[ innuf] 〈 voornaamwoord〉1 genoeg♦voorbeelden:be enough of a man to • wel zo f zijn om tewe had enough to do to get there • het kostte ons de grootste moeite om er te komenthey have done enough and to spare • ze hebben meer dan genoeg gedaan————————enough2〈 bijwoord〉1 genoeg♦voorbeelden:1 oddly/strangely enough • merkwaardig/vreemd genoeg, merkwaardigerwijs————————enough3〈 determinator〉♦voorbeelden: -
2 enough is as good as a feast
met weinig tevreden, genoeg is net zo goed als overvloed; "ik heb genoeg" -
3 plenty
adj. veel; heel veel; genoeg; overdadig--------adv. veel (spreektaal); ruim voldoende--------n. overvloedplenty1[ plentie] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————plenty2————————plenty3♦voorbeelden: -
4 abondance
-
5 en abondance
en abondancein overvloed, meer dan genoeg
См. также в других словарях:
Genug — 1. Besser genug, als zu viel. Das Wörtlein »genug« steht nicht im Wörterbuch eines Reichen. Frz.: Assez vaut un festin. 2. Bu alles genunk es, do hesst me 1 mit Flâes2 ei, an mit Wârk3 brönnt me ô4. (Meiningen.) – Frommann, II, 415, 138. 1) Heizt … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
